Frauduleus teveel betalen?

Een kleine onderneming A levert een product aan een wereld concern B. Dit product is niet uniek, dus B kan zonder enige moeite een alternatieve leverancier vinden als dat nodig is. Omgekeerd is de verhouding minder gunstig: A levert vrijwel exclusief aan B en is niet in staat snel een andere afnemer te vinden of een ander product op de markt te brengen.

De accountant van A constateert op enig moment dat alle facturen die A aan B stuurt 110% bedragen van de afgesproken prijs, en direct voor 10% worden gecrediteerd.

Wat moet de accountant nu doen?

Primair zou het niet gek zijn om nu al een melding van een ongebruikelijke transactie te doen bij de FIU. Het gedrag van A is immers bepaald ongebruikelijk.

Wat in ieder geval moet gebeuren, is nader onderzoek doen. Hier is tenminste sprake van een erg inefficient facturatieproces en dan ligt het op de weg van de accountant daarover te adviseren. Maar een begin van een fraudesignaal ligt ook op de loer. Dus de accountant vraagt aan A wat hier aan de hand is. A blijkt niet erg bereidwillig een inhoudelijk, zinnig antwoord te geven.

Opnieuw een aanleiding om een melding te doen bij de FIU. Het weigeren informatie te delen met de accountant is in beginsel immers een subjectieve indicator onder de WWFT, zoals C6.

De accountant realiseert zich dat hier wellicht sprake is van fraude, waarbij iemand de 10% creditering in eigen zak steekt. Als dat het geval is, dan zou A meewerken aan de fraude, maar niet zelf frauderen. Immers, de fraudeur is dan degene die binnen B de 110%-factuur kan goedkeuren, en B is het slachtoffer dat teveel betaalt. A boekt het creditbedrag van 10% in dat geval over aan de fraudeur. De accountant kan deze hypothese eenvoudig falsificeren, niet bewijzen overigens, door na te gaan welke bankrekening voor beide transacties wordt gebruikt. Als de 110% betaald wordt vanaf een andere rekening dan waar de 10% naar toe gaat, dan is de veronderstelde fraude mogelijk en denkbaar, als beide bedragen over dezelfde bankrekening lopen niet. Immers, dan gaan beide bedragen van/naar B.

Waarom kan de veronderstelde fraude dan niet plaats vinden? Omdat het onnodig ingewikkeld is om via A te frauderen, als je binnen B toegang tot de bankrekeningen hebt. Fraudeurs zijn niet gek, mag je aannemen, en maken hun fraude dus niet nodeloos ingewikkeld en risicovol.

Wat blijkt? Beide betalingen lopen via dezelfde bankrekening. De door de accountant veronderstelde fraude kan dus niet de verklaring voor het vreemde gedrag van A zijn. Mocht dat niet eerder gebeurd zijn, dan is nu een melding aan de FIU echt onontkoombaar geworden. A gedraagt zich vreemd, en de accountant heeft geen verklaring. Dat is een “ongebruikelijke transactie op grond van de subjectieve indicator”. Bedenk dat een transactie volgens de wet is: “handeling of samenstel van handelingen van of ten behoeve van een cliënt waarvan de instelling ten behoeve van haar dienstverlening aan die cliënt heeft kennisgenomen”. A voert samenhangende handelingen uit, de accountant heeft daar kennis van genomen. En deze zijn ongebruikelijk, aangezien het criterium voor accountants is: “Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme.” (vet gedrukt door mij). De vraag is niet te beoordelen DAT er een verband is met witwassen, er hoeft slechts aanleiding te zijn te veronderstellen dat het KAN. En gezien de nogal ruime opvatting over wat witwassen precies is, is dat mogelijke verband er extreem snel.

Overigens is de accountant in deze casus uiteindelijk wel achter de verklaring gekomen, nadat de druk groot genoeg werd. B blijkt een leverancier te zijn van producten die voor haar afnemers, laten we ze samen C noemen, minder dan 1% van de kostprijs uitmaken. Om nu ingewikkeld onderhandelen of onvoorspelbare prijzen te voorkomen maakt B met C de afspraak dat B als verkoopprijs werkt met de fluctuerende kostprijs van B plus een vaste marge. Als C dat wil, kan de accountant van C de kosten bij B controleren aan de hand van de facturen in de administratie van B. Door met A af te spreken 10% teveel te factureren, en vervolgens die 10% terug te betalen, loopt A niets mis, en kan B 10% extra in rekening brengen bij C. Mocht C willen controleren, dan treft diens accountant de (te hoge) facturen van A in de administratie van B. B is dus niet het slachtoffer maar de dader van de fraude.

Het is, zeker voor de compliance officer die zich met fraude kwesties mag bezig houden, aardig om je enkele zaken te realiseren:

  1. Het gedrag van A is géén fraude in de zin van de Wta of van NV COS 240. Dat A de fraude van B faciliteert verandert daar niets aan.
  2. Het gedrag van A is waarschijnlijk wel valsheid in geschrifte volgens artikel 225 WvS en dus per definitie niet integer. Daarmee gaan zaken als NOCLAR, artikel 7 VGBA en Wta/Bta of NV COS 4410 een flinke rol spelen.
  3. Het enkele feit dat A niet eerlijk is geweest naar de accountant is op zichzelf misschien niet niet-integer, het is wel uiterst problematisch in de verhouding tussen een accountant en diens klant.
  4. Onder de Wwft is vrij zeker sprake van een subjectieve indicator en dus meldplicht.

Schrijf je in voor updates

Schrijf je hier in om op de hoogte gesteld te worden van nieuwe artikelen

Vragen?

Als je een vraag wilt stellen, stuur dan een e-mail naar questions@casualcompliance.com

×